Sociale inclusie. Succes en faalfactoren
Descripción
Boekbespreking
Hans Kröber en Hans van Dongen Amsterdam: Nelissen, 2011, ISBN 9789024400706, 180 pagina’s, € 24,50
dat in de ICF is bedoeld. Ook is onduidelijk waarom naar het ‘AAMR’ model uit 2002 wordt gerefereerd en niet naar de laatste editie uit 2010. In dit hoofdstuk wordt naast individuele ondersteuning ook de aandacht gevestigd op het beïnvloeden van de omgeving in de vorm van ‘kwartiermaken’. Bij dat laatste
Dit boek borduurt verder op het proefschrift
komen we dichter bij de rol van organisaties.
van Hans Kröber (2008). In deze publicatie wordt niet ingegaan op methodologie maar
Hoofdstuk 3 begint met een presentatie van
worden de uitkomsten van de promotiestu-
het ‘Kwaliteit van Bestaan’ concept en betoogt
die gebruikt om te komen tot ‘verruiming van
terecht dat dit onlosmakelijk is verbonden met
kennis en inzicht met betrekking tot verbete-
‘inclusie’. De ‘ondersteuningsorganisatie’ (p.
ren van de kwaliteit van bestaan, in bijzon-
35) is er op gericht mede de randvoorwaarden
der op het domein van inclusie’. De auteurs
te realiseren om inclusie te bereiken.
willen succes- en faalfactoren beschrijven die
Het begrip ‘inclusie’ wordt eerder breed om-
een rol spelen bij het bevorderen van inclusie
schreven en geschetst dan precies gedefinieerd.
vanuit het perspectief van zorgorganisaties.
Daarbij ligt de nadruk op (wenselijke) uit-
Aansluitend willen zij aanbevelingen voor de
komsten van ondersteuning en inclusie, niet
praktijk en implicaties voor theorievorming
op procesbeschrijvingen.
formuleren.
In ditzelfde hoofdstuk worden twee organisatieparadigma’s tegenover elkaar geplaatst:
Het boek is onderverdeeld in zeven hoofd-
het zorgparadigma (hier ‘instituutsparadigma’
stukken.
genoemd) versus het ‘ondersteuningsparadig-
Hoofdstuk 1 start met een korte historische
ma’. Het ondersteuningsparadigma veronder-
schets van de zorg voor mensen met verstan-
stelt inclusie.
delijke beperkingen op de lijn van ‘medisch model’ via ‘ontwikkelingsmodel’ naar ‘kwali-
In hoofdstuk 4 worden enkele verandermo-
teit van bestaan’. Een belangrijke constatering
dellen uit de organisatie- en managementlite-
is dat er tussen zorg en andere maatschappe-
ratuur besproken aan de hand waarvan lijsten
lijke secotren nauwelijks dwarsverbanden zijn
van succes- en faalfactoren worden samen-
ontstaan.
gesteld. Op basis hiervan en van een eerder
Hoofdstuk 2 behandelt de definities van ‘be-
verrichte pilotstudie wordt een eigen ‘operati-
perkingen’ in de WHO (2001) en ‘AAMR’
oneel model’ ontwikkeld. Dit model groepeert
(2002) modellen. Figuur 2.3 geeft daarbij niet
negenentwintig factoren in vijf groepen. Het
helemaal juist het ‘functioneren’ weer zoals
gaat om een beschrijvend model waarvan elk
NTZ 1-2012
41
BOEKen
Sociale Inclusie. Succes- en faalfactoren
Boekbespreking
element wordt geschetst als een factor waar-
en onderzoek. Tekstkaders met aanbevelingen
mee de organisatie rekening moet houden om
zijn bedoeld als richtinggevende statements
bij te (kunnen) dragen tot inclusie.
voor beleid en management.
In hoofdstuk 5 worden acht mensen met ver-
Aan het eind kan men zich de vraag stellen in
standelijke beperkingen geportretteerd om
hoeverre dit boek het doel van de auteurs –
het thema inclusie vanuit hun perspectief te
het verruimen van kennis en inzicht met betre-
belichten. Het gaat om casusbeschrijvingen
king tot inlusie en de rol van zorgorganisaties
en om de uitkomsten van een groepsbijeen-
in hun bijdrage daartoe – heeft gediend?
komst met de geïnterviewden rond de thema’s
Dit boek is niet het eerste dat zich met het in-
‘uitgaan’, ‘geld’, ‘gewoon of speciaal’ en ‘erbij
clusievraagstuk in Nederland bezig houdt (zie
horen en sociale netwerken’.
bijvoorbeeld: Schuurman et al.; Van Gennep). Ook werden meerdere proefschriften aan
In hoofdstuk 6 worden de bevindingen gemeld
dit onderwerp gewijd (bijvoorbeeld: Over-
uit een pilotstudie en vier case-studies (twee
kamp; Van Alphen). Kröber en Van Dongen
‘geslaagde’ en twee ‘niet geslaagde’ gevallen
concentreren zich op de organisatieaspecten
van inclusie) met betrekking tot de vraag welke
en plaatsen de ondersteuningsorganisatie in
succes- en faalfactoren voor een zorgorganisa-
maatschappelijke context. Daarmee is er veel
tie van belang zijn bij het bevorderen van in-
aandacht voor de interactie tussen omgeving
clusie. Kennelijk lag dezelfde pilotstudie ook al
en interne organisatiecultuur als voorwaarde
aan de basis van het in hoofdstuk 4 ontwikkel-
voor het realiseren van inclusie. Dit leidt in
de model. De vijf hoofdgroepen en bijhorende
eerste instantie tot een lange lijst van externe
variabelen passeren in afzonderlijke paragra-
en interne ‘variabelen’ maar de groepering in
fen de revue waarbij aan het eind telkens een
vijf hoofdgroepen biedt structuur. Daarmee
conclusie wordt geformuleerd. Deze conclusies
komen ook de samenvattende conclusies en
vatten de voorwaarden samen waaraan in/
aanbevelingen goed geordend over.
door een organisatie voldaan moet zijn om met succes inclusie van haar clliënten te bevorde-
Toch zijn ook een enkele kritische kantteke-
ren. Deze ‘lijstjes’ zijn beknopt en herkenbaar
ningen op hun plaats.
opgesteld, zij het dat de voorwaarden vrij al-
De benaming ‘instituutssparadigma’ houdt
gemeen geformuleerd zijn. Dit hoofdstuk bevat
het risico in zich dat wat ‘sjablonerig’ wordt
de meest praktische bijdrage aan de kennis van
gedacht. Dat wil zeggen dat de eigenschappen
inclusiebevorderende factoren.
die aan het ‘instituut’ worden toegeschreven
In het laatste hoofdstuk worden de conclu-
alleen van toepassing zijn op ‘intramurale’ set-
sies uit hoofdstuk 6 in het perspectief van
tingen. Dat kan leiden tot het misverstand dat
een opgave geplaatst. Daarin staan wensen cq
waar geen sprake is van een ‘instituut’ men al
opdrachten voor de toekomst; voor praktijk
haast vanzelf in de richting van het ondersteu-
42
NTZ 1-2012
Boekbespreking
ningsparadigma zit. En dat is niet zo. Het door
kent die waardeoriëntatie voor de inrichting
de auteurs zelf aangehaalde klassieke werk
van ondersteuning rond de cliënt? Wat voor
van Burton Blatt en Red Kaplan (Christmas
de competenties van de ondersteuners? Welke
in Purgatory, uit 1966) bevat naast foto’s van
werkwijzen of methoden faciliteren inclusie?
verschrikkingen in een Amerikaans instituut
Hoe kan vruchtbare samenwerking met an-
in deel II ook foto’s van positieve en hartelijke
dere maatschappelijke sectoren worden be-
zorg, van ‘hoe het ook kan’ in een instituut.
vorderd?
Ook klassieke studies zoals die van King, Ray-
Een laatste punt van kritiek betreft de toch
nes en Tizard (en vele daarna) lieten zien dat
wat gedateerde literatuur met betrekking
er een grote overlap bestaat tussen voorzienin-
tot organisatie en management. Daarmee is
gen die niet eenvoudig met het label instituut
niet gezegd dat klassiekers als Bass & Avolio
of group home of met een beroep op ‘para-
(1994) of Morgan (1993) niet relevant zouden
digma’ kunnen worden verkaard. Met andere
zijn maar men zou zeker in de context van in-
woorden, het komt er op aan die factoren te
clusie iets over organisatiemodellen als micro-
identificeren die maken dat zorg ‘segregerend’
units (Nelson, Batalden) kunnen verwachten.
of ‘includerend’ uitpakt. Dat hangt beslist sa-
Temeer daar soortgelijke organisatievormen
men met de waardeoriëntaties waaraan Krö-
ook in Nederland succesvol blijken te werken
ber en Van Dongen veel aandacht besteden
(zie bijvoorbeeld: Buurtzorg).
maar toch ook met de inrichting (structuur) en het opereren (processen) van organisaties.
Conclusie: een waardevol boek voor de ba-
De factoren die Kröber en Van Dongen identi-
sisoriëntatie van ondersteuningsorganisaties
ficeren zijn terecht sterk waardegericht, want
in de richting van inclusie. Voor strategische
het gaat bij inclusie vooral om het erkennen
discussies biedt het een handig waardenkader.
en bevorderen van fundamentele waarden
Maar ‘tussen droom en daad staan wetten in
en rechten in zowel organisaties als in de sa-
de weg en praktische bezwaren...’ Daarmee
menleving. Waarden zijn echter vrij abstracte
ontstaat behoefte aan een vervolg over de
concepten waarmee men het snel eens kan zijn
operationele en voorwaardenscheppende as-
maar die aanmerkelijke inspanning en orga-
pecten van organisatie van ondersteuning in
nisatie vereisen om te worden gerealiseerd.
de context van inclusie.
De conclusies van het boek leveren met hun waardeoriëntatie algemene adviezen op. Deze bieden stof voor bezinning over de goede richting van organisatieontwikkeling ten behoeve van inclusie, maar de eigenschappen van het voertuig of voertuigen om op pad te gaan en inclusie dichterbij te brengen, krijgen in dit boek minder aandacht. Wat bete-
NTZ 1-2012
Wil Buntinx Gennep, A. van (2008). Waardig leven met beperkingen. Over veranderingen in de hulpverlening aan mensen met beperkingen in hun verstandelijke mogelijkheden. Apeldoorn: Garant. Schuurman, M. & Zwan, A. van der (2009). Inclusie - Zeggenschap - Support. Op weg naar een samenleving waarin iedereen welkom is. Apeldoorn: Maklu.
43
Boekbespreking
Alphen, L.M. (2011). Social integration of people with intellectual disabilities in neighbourhoods: sitting on the fence. Maastricht: Maastricht University (proefschrift). Overkamp, E., (2000). Instellingen nemen de wijk. Assen: Van Gorcum.
praktijk bestond tot deze uitgave niet, ook wereldwijd zijn er maar een paar handwerken hierover bekend. Dit boek is dan ook een welkome aanvulling. Het boek is volgens de auteurs bedoeld om een
Klinische Kinderneuro psychologie
goed overzicht te geven van het gedachtegoed
Hanna Swaab, Anke Bouma, Jos
ontwikkeling van het brein, de belangrijkste
Hendriksen & Claudia König (red.)
neurocognitieve functies (en ontwikkelingstra-
Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2011, 673
jecten hiervan) en de vertaling van deze kennis
pagina’s, ISBN 9789085062691,
naar de klinische praktijk. Kennis die ingezet
€ 61,00.
kan worden op het gebied van diagnostiek en
van een klinisch werkend kinderneuropsycholoog. Dit gedachtegoed omvat kennis over de
behandeling bij verstoringen en afwijkingen in In het najaar van 2011 is het boek Klini-
het functioneren van de hersenen, die leiden
uitgekomen.
tot verandering in gedrag, gedragsproblemen,
Er was lang op gewacht en er werd dan ook
stagnatie in ontwikkeling, afwijkende ontwik-
halsreikend naar uitgekeken. Er waren wel
keling of tot leerproblemen.
sche
Kinderneuropsychologie
handboeken
beschikbaar
zoals
Klinische
Neuropsychologie (Deelman et al., 2004) en
Het boek is systematisch opgezet en bestaat
Neuropsychologische diagnostiek (Hendriks
uit 5 delen. In het eerste deel wordt de ontwik-
et al., 2006) maar die zijn voornamelijk ge-
keling van de hersenen en de hersengedrag
richt op volwassenen. Ook zijn er inmiddels al
relatie behandeld. Deze hersengedragrelatie
heel wat boeken op het gebied van de kinder-
wordt kort beschreven in hoofdstuk 1 aan
neuropsychologische diagnostiek en behande-
de hand van het neuropsychologisch model.
ling uitgekomen zoals Executieve functies bij
In dit model wordt verondersteld, dat het
kinderen en adolescenten: een praktische gids
g edrag dat een kind laat zien samenhangt
voor diagnostiek en behandeling (Dawson en
met het functioneren van de hersenen. Ont-
Guare, 2010) en Vergeten, kwijt en afgeleid
wikkeling van de hersenfuncties resulteert in
(Cooper-Kahn en Dietzel, 2011) maar deze
neurocognitieve mogelijkheden die vervolgens
boeken behandelen alleen deelgebieden bin-
weer samenhangen met toenemende gedrags-
nen het neuropsychologische vaardigheids-
mogelijkheden. In het eerste deel komen in
profiel, nl. vooral het executief functioneren.
alle hoofdstukken deze drie aspecten (neuraal
Een vrijwel compleet Nederlands overzichts-
substraat, ontwikkeling van neurocognitieve
boek dat gericht is op de neuropsychologische
functies en gedragsmogelijkheden) in meer of
ontwikkeling van kinderen in de klinische
mindere mate aan bod. Onderwerpen die in
44
NTZ 1-2012
Boekbespreking
de hoofdstukken worden beschreven zijn: de
wikkelingsgeschiedenis en (c) onderzoek met
ontwikkeling van intelligentie en belangrijke
neuropsychologische hypothesen als leidraad,
neurocognitieve functies zoals perceptie, mo-
observatie en assessment. In de beschrijving
toriek, taal en spraak, geheugen, aandacht en
van het proces van neuropsychologische diag-
executieve functies, emotie en sociale cognitie.
nostiek blijft een beschrijving van het systeem
Daarnaast wordt aandacht besteed aan speci-
en de interactie tussen het systeem en het kind
fieke diagnostische methoden en technieken
jammer genoeg wat achterwege. Wel wordt
per cognitief domein, die in de Nederlandse
natuurlijk de subjectieve beleving van ouders
situatie toepasbaar zijn. Ten slotte komt de
meegenomen tijdens de klachtinventarisatie
behandeling van het desbetreffende neurocog-
en -anamnese. Ook in hoofdstuk 11 komt de
nitieve domein kort aan bod.
invloed van neurocognitieve deficiënties op het gezinsfunctioneren en de opvoeding ruim-
In het tweede en derde deel van het boek staat
schoots aan bod.
de toepassing van de neuropsychologische kennis in het klinisch denken en handelen van
In het derde deel worden domeinen van aan-
de kinderneuropsycholoog centraal. Zo wordt
vullende diagnostiek beschreven. Er is geko-
in het tweede deel de diagnostiek (hoofdstuk
zen om twee technieken te beschrijven waar-
10) en behandeling (hoofdstuk 11) vanuit kin-
mee beelden van het brein kunnen worden
derneuropsychologisch perspectief besproken.
gemaakt. In hoofdstuk 12 worden Event-Re-
De belangrijke facetten van een neuropsycho-
lated brain Potentials, oftewel ERP’s, beschre-
logische diagnostiek-behandelcylcus worden
ven waarmee verandering in hersenactiviteit
uitgebreid beschreven met vragen- en obser-
na toediening van een stimulus kan worden
vatielijsten die tijdens de intake en observa-
gemeten. In hoofdstuk 13 wordt Magnetische
tie gebruikt kunnen worden. Dit hoofdstuk
Resonantie Imaging (MRI) beschreven waar-
maakt duidelijk dat het afnemen van instru-
mee driedimensionale beelden van het brein
mentarium maar een klein onderdeel is van
kunnen worden gemaakt. Op zich twee ver-
neuropsychologisch onderzoek. Hopelijk dat
helderende hoofdstukken maar dermate kort
hiermee meteen de wijdverbreide (valse) me-
(beide drie pagina’s), dat mogelijk beter geko-
rite dat ‘het afnemen van een cognitieve taak
zen was voor een hoofdstuk van gemiddelde
(zoals de 15 woordentest) ook meteen neuro-
omvang en deze te wijden aan zowel beeld-
psychologisch onderzoek is’ eindelijk de kop
vormende als ook aanvullende (veelbeloven-
in wordt gedrukt. Er wordt beschreven dat
de) technieken zoals EEG of TMS. Het derde
het bij neuropsychologisch onderzoek gaat
deel wordt aangevuld met informatie over
om de integratie van (a) kennis van concep-
gedragsgenetica (hoofdstuk 14) en Stressregu-
tuele modellen over zowel ontwikkeling van
latie, psychopathologie en klinische neuropsy-
hersenen,
neurocognitieve
chologie (hoofdstuk 15). Het hoofdstuk over
functies, (b) probleeminventarisatie en ont-
gedragsgenetica is eveneens kort maar wisse-
hersenfuncties,
NTZ 1-2012
45
Boekbespreking
lend in diepgang en kwaliteit van wat beschre-
tingsstoornissen en ook verstandelijke beper-
ven staat. Het doel van het hoofdstuk ‘de im-
kingen wordt zeker gemist.
plicaties van de toenemende genetische kennis
In deel vijf worden twee cases beschreven met
over kinderpsychiatrische stoornissen voor de
als doel inzicht te geven in de relevantie van
kinderneuropsycholoog’ is hiermee dan ook
een neuropsychologische benadering bij ver-
wat te hoog gegrepen. Dat is jammer omdat
schillende (ontwikkelings)stoornissen. De ca-
juist het inzicht in de genetica van psychia-
ses zijn prettig en makkelijk te lezen en geven
trische aandoeningen snel toeneemt. Hoofd-
een goede illustratie van de klinische praktijk.
stuk 15 over stressregulatie is een interessant hoofdstuk om te lezen en zeker onmisbaar in
Het overzichtsboek is bedoeld voor (aanko-
een dergelijk overzichtshandboek. Echter ge-
mende) hulpverleners (psychologen/pedago-
plaats binnen deel III van dit handboek een
gen) die zich willen scholen in de neuropsy-
wat vreemde eend in de bijt. Het zou mogelijk
chologische diagnostiek en behandeling van
klinisch nog meer relevant zijn geweest als het
kinderen en adolescenten. Maar ook voor
was gekoppeld aan een specifiek beeld zoals
aanpalende disciplines (zoals kinderartsen,
die in deel IV beschreven staan (bijvoorbeeld
kinderpsychiaters, kinderneurologen, jeugd-
hechtingstoornissen of ODD/CD).
artsen, revalidatie-artsen en specialisten uit het onderwijs) die zich willen oriënteren op
In het vierde deel wordt een aantal toepassings-
de aard van het klinisch kinderneuropsycho-
gebieden beschreven in de gezondheidszorg
logisch werk.
zoals traumatisch hersenletsel, hersentumo-
Dit boek vult zeker een hiaat in de literatuur
ren, epilepsie, intoxicaties bij zwangerschap,
die er bestond op het gebied van de kinder-
infectieziekten en auto-immuunaandoenin-
neuropsychologie. Het is een mooi en over-
gen, motorische
ontwikkelingsstoornissen,
zichtelijk handboek geworden dat zeker als
dyslexie, ADHD, ASS, NLD en genetische
basisvorming gebruikt kan worden. Hiermee
beelden. Ook deze hoofdstukken zijn opge-
hebben de redacteuren van het boek mooi
zet aan de hand van het neuropsychologische
werk geleverd en komen ze zeker tegemoet
denkmodel (brein-neurocognitie-gedrag) aan-
aan het doel dat zij zichzelf hebben gesteld.
gevuld met informatie over diagnostiek en be-
Met de komst van een dergelijk handboek
handeling. Het zijn makkelijk te lezen hoofd-
wordt de nieuwsgierigheid echter alleen maar
stukken en in ieder hoofdstuk wordt eveneens
groter en wordt het overduidelijk dat juist de
een casusbeschrijving gegeven, dat bijdraagt
kennis van de neuropsychologie en de toepas-
aan het verkrijgen van een goed beeld van de
sing van het neuropsychologisch denkmodel
klinische praktijk van deze aandoeningen. De
op de klinische praktijk van mensen met een
keuze voor juist deze specifieke beelden is ech-
verstandelijke beperking een grote meerwaar-
ter onduidelijk en een hoofdstuk over hech-
de heeft. Zeker als de syndromen die gepaard
46
NTZ 1-2012
Boekbespreking
gaan met een verstandelijke beperking in
gie. Ook GZ-psychologen, basispsychologen,
ogenschouw worden genomen (in dit boek is
o rthopedagogen etc. kunnen zich hiermee
gekozen voor het beschrijven van syndromen
bezighouden. Echter iedere professional heeft
die samenhangen met een gemiddelde intel-
de verantwoordelijkheid om bij zichzelf na te
ligentie). Het handboek Klinische ontwikke-
gaan of er voldoende expertise, scholing en
lingspsychologie (Prins en Braet, 2008) bevat
supervisie geweest is op dit specifieke diagnos-
wel een hoofdstuk over verstandelijke beper-
tiek- en behandeldomein. Met de kennis in dit
kingen en een paragraaf over cognitieve func-
boek wordt in ieder geval tegemoet gekomen
ties maar dat had in dit handboek uitgewerkt
aan de eis om je als professional op de hoogte
kunnen worden. Een gemiste kans voor de
te stellen van recente inzichten in dit zich snel
doelgroep van het boek die werkzaam is bin-
ontwikkelend vakgebied en je op een verant-
nen de zorg voor mensen met een verstande-
woorde wijze bezig te houden met de zorg
lijke beperking. Hoewel de hoofdstukken over
voor kinderen en adolescenten. Dit is dan ook
het algemeen goed te lezen zijn, was het boek
een mooie oproep aan psychologen en peda-
toegankelijker geworden als een meer strakke
gogen die werkzaam zijn binnen de zorg voor
regie was doorgevoerd bij de opzet van de
mensen met een verstandelijke beperking om
hoofdstukken. Hiermee had voorkomen kun-
kennis vanuit dit interessante vakgebied mee
nen worden dat informatie wordt herhaald en
te nemen in hun eigen klinische praktijk zodat
ook had het neuropsychologisch denkmodel
hiervan geprofiteerd kan worden bij de behan-
meer consistent kunnen worden gehanteerd.
deling, begeleiding dan wel ondersteuning van
Dit had naar mijn mening meer ten goede
mensen met een verstandelijke beperking.
gekomen aan het stimuleren van het denken volgens het neuropsychologische model in de klinische praktijk. Bij opleidingen waarin kennis en vaardigheden over klinische neuropsychologie gedoceerd worden, komt vroeg of laat altijd de vraag naar voren of het afnemen van testinstrumentarium (zoals geheugen- of aandachtstaken) uitsluitend voorbehouden is aan een klinische neuropsycholoog. Swaab geeft daar in hoofdstuk 1 een duidelijk antwoord op als ze beschrijft dat het klinisch kinderneuropsychologisch werk niet voorbehouden is aan
Rita Zijlstra Cooper-Kahn, J. & Dietzel, L. ( 2011). Vergeten, kwijt en Afgeleid. Opvoedwijzer om executieve functies bij kinderen te versterken. Amsterdam: Hogrefe. Dawson., P. & Guare, R. (2010). Executieve functies bij kinderen en adolescenten: een praktische gids voor diagnostiek en interventie. Amsterdam: Hogrefe. Deelman, B., Eling, P., de Haan, E., & van Zomeren, E. (red) (2004). Klinische Neuropsychologie. Amsterdam: Boom. Hendriks, M., Kessels, R., Gorissen, M., & Schmand, B. (red) (2006). Neuropsychologische diagnostiek: de klinische praktijk. Amsterdam: Boom. Prins, P. & Braet, C. (red) (2008). Handboek Klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn, Stafleu, van Loghum.
s pecialisten in de klinische neuropsycholo-
NTZ 1-2012
47
Lihat lebih banyak...
Comentarios