El Chal

July 12, 2017 | Autor: Erika Dc | Categoría: Maya Archaeology, Maya Art, Maya History, Maya Epigraphy
Share Embed


Descripción

The Dutch Maya Files Syntheses en vertalingen naar het Nederlands uit Engelse, Spaanse en Duitse opgravingsrapporten, artikels & theses van Maya-studenten/specialisten. ALLEEN VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK VERSIE ZONDER BEELDEN Een kort woordje ter inleiding: Al jaren ben ik bezig de fascinerende Mayacultuur te bestuderen. Ik organiseer mijn werk per site, waar ik zoveel mogelijk invalshoeken in verwerk (archeologie, architectuur, epigrafie, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografie) die in rechtstreeks verband met de site in kwestie staan. Mijn opzoekingen waren oorspronkelijk puur voor eigen gebruik bedoeld, tot ik ze wou delen met anderen. Helaas zullen in de teksten nog een hoop typ- en spelfouten staan, waarvoor mijn excuses. In elk geval hoop ik dat de inhoud elke nieuwsgierige lezer kan bekoren. Erika Raven, België [email protected] Trefwoorden: archeologie, architectuur, epigrafie, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografie

19

20

The Dutch Maya Files:

El Chal El Chal was van 300 v.Chr. tot 1300 bewoond, hoewel er Middenpreklassieke sporen (vòòr 300 v.Chr.) in de Acropolis aan het licht kwamen. De Laatpreklassieke nederzetting was geconcentreerd rond de E-Groep, zo’n 2 km van de latere stadskern. Tijdens de Late Klassieke Periode was El Chal het dichtst bevolkt. Toen was ze een belangrijk centrum in de zuidoostelijke Peten. Een groot vierkant residentieel complex viel op door zijn ongewone opbouw die zelden voorkwam in Laagland sites. Een kleiner van hetzelfde type stond in Machaquila. El Chal was gelegen in het Dolores gebied, 40 km ten zuiden van hedendaags Flores, in de vallei van de Rio San Juan die een zijrivier was van de Rio Pasion. Rondom strekte zich vochtige savanne uit. De streek was niet onderhevig aan seizoensgebonden overstromingen. De site bevond zich op 270 m boven de zeespiegel, op een natuurlijke noord-zuidelijke communicatieroute tussen de Mayabergen en centrale Peten. Die route werd gedurende de Koloniale Periode gebruikt, maar bestond al veel vroeger. Weinig is er opgegraven. Enkele van de belangrijkste gebouwen in het hart van de stad liggen verborgen onder bos (en op sommige groeien zeer grote bomen), terwijl het gros door het moderne dorp bedolven is. Sommige ruïnes sneuvelden toen nieuwe straten werden aangelegd, andere werden ontmanteld voor de recuperatie van stenen voor moderne constructies. Hier en daar verschenen huizen pal op de antieke platforms. Aan de rand van de Acropolis stonden ook woningen, maar die werden tijdens de burgeroorlog ontzet wegens guerrilla-activiteiten. In totaal werden er 19 monumenten uit El Chal gerecupereerd. Allemaal waren enorm verweerd en vele in stukken gebroken. Slechts 5 stèles waren voorzien van reliëf. Ze hadden verschillende vormen, in tegenstelling tot de altaren die allemaal rond waren. Geen van de inscripties werd tot op heden ontcijferd. De stijl van het beeldhouwwerk was eender als dat uit Sacul, Ucanal en Naranjo. In de Midden Preklassieke Periode streken de eerste bewoners in El Chal neer. Er getuigt één graf van, uit de Acropolis. Tijdens de Late Preklassieke Periode verschenen er enkele woongroepen. Toen lag het centrum ten noordoosten van de Laatklassieke stadskern, waar tevens een groot ritueel complex

stond. Gedurende de Late Klassieke Periode bereikte El Chal het hoogste bevolkingsaantal. De meeste monumentale architectuur kwam nu tot stand en de nederzetting breidde in alle richtingen uit (Arrepentimiento, Municipal en Centrale Sectoren genoemd). Het centrum verhuisde naar het nieuwe Acropoliscomplex. De gesculpteerde monumenten van de stad wijzen erop dat ze belangrijk genoeg was om een eigen emlbeemglief te voeren. Tot in de Terminale Klassieke Periode werd er naarstig gebouwd. Alle inscripties dateren uit de 8e eeuw. De woongroepen uit de Panorama Sector verschenen in de Late Klassieke Periode. In eentje ervan (Panorama Groep 19) werd vuursteen bewerkt. Gedurende de Terminale Klassieke Periode behield El Chal haar primaire plaats in de Dolores Vallei. Getuige daarvan zijn de grootse bouwprojecten in de stadskern, waar de enorme structuren serieuze renovaties ondergingen en de kersverse monumenten een plekje naast hun Laatklassieke tegenhangers kregen. De lokale pottenbakkers ontwikkelden ook hun eigen ceramische waar. Door haar sterke positie overschaduwde El Chal andere centra in de regio, zoals El Eden en El Tigrillo in het westen en Copoja, La Puente en El Ocote in het zuidoosten. Ondanks de bruisende activiteit in het hart van de stad, gebeurde er steeds minder in de residentiële sectoren aan de periferie. Misschien leidde dat tot de verlating van El Chal. Veel mensen woonden er niet meer in de Postklassieke Periode. Scherven uit die tijdspanne werden opgegraven in Structuur 1 van de Noordwestelijke Plaza van de Acropolis en Groep 15 uit de Centrale Sector. De naam El Chal (of El Chacal) verscheen voor het eerst in een Spaanse aquarel uit 1735 samen met andere dorpen uit de streek, en in 1860 op een kaart van de centrale en zuidoostelijke Peten waarop ook Poptun, Concepcion, San Clemente en de ruïnes van Ixkun stonden. De site werd door archeologen Richard Kirsch en Ian Graham in 1974 en 1975 bezocht. De optekeningen die ze maakten werden echter nooit gepubliceerd. In 1989 bracht men in het kader van het Atlas Arqueologico de Guatemala project alles in kaart en catalogeerde men de achtergebleven monumenten. In 1993 gebeurden de eerste testopgravingen. Een gebied van 4 km2 rond de stadskern werd toen ook onderzocht. In de jaren 21

bovenste treden, 7 in totaal, daalden af naar een kleine kamer van 1,3 x 1,5 m. De volgende liepen naar een soortgelijke kamer en de onderste liepen in omgekeerde richting naar het terras van Patio F (Terras 3). De muur van de bovenste treden was versierd met een omkadering van gebeeldhouwd laagreliëf; die van de middelste afgewerkt met een plaasterlaag waarop decoraties in rode en zwarte verf waren geschilderd. Terras 2 lag 10 m lager dan Terras 1. Het was opgedeeld in 2 patio’s (D en E) door een 9 m hoge piramidetempel. Toegang tot Patio D gebeurde via een trap van de Westelijke Plaza direct ten noorden. De trap steeg in twee secties en was onderbroken door een klein terras (Laag Terras genoemd). De onderste sectie was 59 m lang en strekte zich 5 m in de plaza uit. Patio D kwam aan het prille begin van de Late Klassieke Periode tot stand. De vloer werd in die tijdspanne een paar keer herbeplaasterd, wanneer ook de vroegste gebouwen verschenen. Bijkomende structuren werden in de Terminale Klassieke Periode toegevoegd, toen de patio ook werd uitgebreid door de aanleg van aangrenzende Patio G. Patio E kon ook via de trap aan de voet van de Acropolis bereikt worden. Weinig bleef ervan over. Terras 3, aan de zuidwestelijke kant van de Acropolis, lag op hetzelfde niveau als Terras 2. Er stond één residentiële patiogroep, Patio F, samengesteld uit 5 structuren. Patio A werd gevormd door een groep van 5 gebouwen die zowel residentiele als administratieve functies hadden. Elk gebouw telde meerdere kamers met banken in. De gebruikte steenblokken maten circa 40 cm aan elke kant. De voorkant was goed afgewerkt; de achterkant liep taps toe om betere grip in de bouwvulling te krijgen. De patio besloeg een oppervlakte van 432 m2. Aan de noordkant stond Terras 1 Structuur 1. Een 23 m brede trap van 3 treden leidde naar binnen. De structuur werd in twee stadia opgetrokken, een in de Late Klassieke Periode en eentje in de Terminale Klassieke Periode. Zijn finale vorm besloeg 34 m in breedte, 8,5 m in diepte en was 1,4 m hoog. In de superstructuur stond een C-vormige bank. Terras 1 Structuur 2 aan de noordoostelijke kant van Patio A bestond uit een platform van 8 x 5 m, 2 m hoog. Aan de voorkant liep een uitspringende trap van 5 m breed. Enorme bomen verhinderden ondezoek van de bovenkant. De structuur kwam op dezelfde manier en in hetzelfde tijdsbestek als Structuur 1 tot stand. Onderaan de trap zat een Laatklassiek offer (offer 91) verborgen van 2 obsidianen excentrieken in de vorm van duizendpoten, een vuurstenen pijlpunt, afval van vuursteen en een aantal vuurstenen bladen en obsidianen prismavormige bladen. Aan de voorkant werd Midden Preklassiek

1970 haalde FYDEP ((Fomento y Desarrollo del Petén - Petén Patronage and Development Development) er enkele gesculpteerde monumenten weg. Ze kwamen later terecht in het Tikal National Park. Tegen midden 1990 gingen de exacte locatie en identiteit van de monumenten verloren. Vanaf 1990 vonden geregeld opgravingen plaats, waaronder in de Westelijke Plaza (2003), Oostelijke Plaza (2004), de Acropolis (2005-2006) en de Noordwestelijke Plaza (2006). De stadskern bevatte een acropolis, drie ceremoniële plaza’s (Oostelijke, Westelijke en Noordoostelijke) waar de meeste gesculpteerde monumenten stonden en enkele andere pleinen. De meeste residentiële gebouwen stonden geschikt op natuurlijk vlak terrein, terwijl de Acropolis op een kalksteenheuvel rustte. Slechts weinig woongroepen waren opgetrokken op basisplatforms. Ten noordwesten van de Acropolis bevond zich een artificieel reservoir. Het was afgewerkt met onregelmatige kalksteenblokken. De doorsnede bedroeg 65 m. Tijdens het regenseizoen bevatte het zo’n 400 m3 water. Een tweede bassin, dat natuurlijk was, lag er ten zuiden van. Het grote rituele complex van El Chal was op behoorlijke afstand van het civiele centrum gelocaliseerd en stamde uit de Late Preklassieke Periode. In totaal werden 268 structuren in 53 groepen rond ongeveer 68 patio’s in kaart gebracht. Woningen stonden rondom het ceremoniële centrum, vooral ten noorden en westen in de buurt van het reservoir. Hoe dichter bij de aguada, hoe groter ze waren. Het uitgestrekte woongebied werd opgedeeld in vier sectoren: Municipal (het gebied waar het moderne dorp is gelegen), El Arrepentimiento (noordoostelijke portie van de site), Panorama (noordwestelijke gebied) en Centraal (stadskern). Centraal El Chal telde 25 groepen, Arrepentimiento 40 groepen, Panorama 53 groepen en Municipal 18 groepen. In Panorama vond productie van vuursteen plaats, terwijl Municipal ritueel van aard was. De Acropolis, Laat- en Terminaalklassiek van datum, was gebouwd op een 30 m hoge heuvel. De basis was bijna vierkant, 140 m aan elke kant. Het complex was naar het noorden gericht, naar de Westelijke Plaza. De bovenkant van de heuvel was afgevlakt tot drie brede terrassen met een gemiddelde oppervlake van 2.800 m2. De terrassen waren aan elkaar verbonden door verzonken trappen aan de noordkant van de Acropolis. Het geheel bestond uit 6 groepen. Terras 1 was het hoogst gelegen. Het bood plaats aan 3 kleine patio’s (A, B en C) waarrond 10 structuren stonden. Structuren 1, 3, 5 en 6 werden opgegraven. Structuur 5, aan de westkant van Patio A, was de grootste. Een ingewikkelde trap uit drie secties gaf toegang tot Terras 1 via de zuidkant. De 22

materiaal opgegraven; 378 scherven behoorden tot graf 265. Dit graf was het enige tot op heden (2013) dat getuigde van menselijke aanwezigheid zo vroeg in El Chal. Het was aangelegd voor een kind (dat zittend werd bijgezet) en een boorling; misschien waren ze geofferd. De bodem bestond uit een laag grote stenen. Een schaal bedekte het hoofd van het kind; zijn schedel werd eronder aangetroffen. Vlakbij vertoonden stenen en aarde brandsporen. Terras 1 Structuur 3 stond aan de oostkant van Patio A en scheidde hem van Patio B. Ook deze was in twee keer opgetrokken. Hoewel materiaal uit beide constructiestadia zowel Vroeg- als Laatsklassiek was, lijkt het naar hier gesleept geweest te zijn om in de vulling te verwerken van de Laatklassieke versie en vertegenwoordigde geen oudere fase van de structuur. Fase 1 was 1,30 m hoog en afgewerkt met een plaasterlaag. Fase 2 was een klein vierkant platform van 1,80 m hoog. Een bank aan de oostkant ervan steeg 2,10 m boven de patiovloer uit. Voor de constructie waren kleine kalksteenblokken gebruikt rond een kern van puin. Zijn finale uitzicht was een rechthoekig platform van 17 x 14,50 m, 3 m hoog. De trap mat 7,50 m in breedte en was tweeën verdeeld door een blok van 2,50 m. Op het platform rustte een bank van 13,50 x 7 m. Vlak aan de zuidelijke muur kwam een onvolledig menselijk skelet aan het licht (graf 73), met scherven van Terminaalklassieke potten. Terras 1 Structuur 4 vormde de zuidelijke grens van Patio A. De oudste versie van het gebouw was een platform van 31 x 6,50 m waarop een kamer van 28,50 x 2,50 m stond die 3 ingangen had. De centrale doorgang telde 3,50 m in breedte; de flankerende deuropeningen elk 1,20 m. Aan de voorkant liep over de gehele breedte een bank die aansloot op een trap van 9 m breed. In de eerste trede was een stuk reliëf verwerkt waarop een hand en de ceintuur van iemand te zien waren. Een muur van 1 m hoog werd later begraven onder de plaasterlaag van een kleine, naar het noorden gerichte kamer. Aan de oostkant werden muren aangetroffen die nog rechtop stonden en 2,55 m hoog waren. Structuur 4 werd opzettelijk neergehaald in de oudheid. Bij de tweede versie breidde het gebouw aanzienlijk uit en resulteerde in een platform van 31 x 8,50 m groot dat 3 kamers met banken ondersteunde. De gecombineerde breedte van de kamers leverde 28,50 x 2,50 m op. Dezelfde 3 deuropeningen van de vorige versie bleven in gebruik. Er hoorde graf 272 bij, voor een volwassen man en vrouw, aangelegd in een cyste. Het duo werd vergezeld door de resten van minstens 4 individuen (2 mannen, 1 vrouw, 1 ongedetermineerd). Dat stel werd er als lijk gedeponeerd; hun resten waren duidelijk geen herbegraven beenderen. Een van

de beenderen vertoonde sporen van ontwrichting. Waarschijnlijk waren deze mensen letterlijk in mootjes gehakt. Er stonden 7 potten: 3 schalen met hoge randen op 3 pootjes van het type Tinaja Rojo (A940, A941 en A942), 2 ollas met platte bodem van de types Tinaja Rojo en Pantana Impreso (A942 en A943), een schaal op 3 pootjes type Tinaja Rojo (A944) en een miniatuurvaas type Infierno Negro (A946). Verder telde de grafgift een hanger uit schelp, scherven van een wierookbrander type Miseria Aplicado (eigenlijk typisch Postklassiek), een naald uit bot, 2 schelpen en fragmenten van een schildpadschild. Stenen artefacten bestonden uit maalstenen, pijlpunten (uit vuursteen en obsidiaan), een basalten bijl, een mortier en 2 malacates (ankerlier). De tombe stamde uit de Terminale Klassieke Periode. Uit dezelfde tijdspanne waren diverse afvalhopen, waaruit scherven, stenen gebruiksvoorwerpen en figuurtjes uit klei werden opgegraven. Terras 1 Structuur 5 aan de westkant van de patio was het hoogste platform van de hele Acropolis met zijn oppervlakte van 19,50 x 6 m en 1,50 m hoogte. Sinds begin af aan was hij aan Structuren 1 en 4 toegevoegd. Aan de oostkant liep een trap van 5,50 m breed die 2,60 m naar voren stak. De trap leunde tegen een muur in talud bekroond door een 80 cm hoge kroonlijst, 10 cm dik. De wanden waren opgetrokken uit zorgvuldig gekapte kalksteenblokken. Geen enkel spoor van een superstructuur werd op het platform aangetroffen, noch van een vroegere substructuur. Alleen de onderste steenrijen bleven over, nog steeds in situ, en daarom besloot men dat het gebouw was ontmanteld in de oudheid. Aan de zuidoostelijke hoek lagen een groenstenen bijl, twee ronde stenen, stukken van menselijke botten (gecatlaogeerd als graf 70) en een concentratie huishoudelijke ceramiek. Dat alles wees op activiteit uit het allerlaatste einde van de Terminale Klassieke Periode, vlak vòòr de verlating van de stad. Graf 278, dat van een kind, werd in een cyste onder de vloer van Structuur 5 aangetroffen en was Laatklassiek. Alhoewel er geen grafgiften waren bijgezet, kon de datering gebeuren door enkele scherven die er vlakbij lagen. Het lichaam was er op de rug neergelegd, met het hoofd zuidwaarts. Patio B was opgehoogd door een enorm volume puin om hem te nivelleren met de vooraf bestaande Patio A die er direct ten westen van gesitueerd was. Het was een omsloten binnenplein van 768 m2 groot. Drie structuren stonden er, het noorden, oosten en zuiden ervan afbakenend, terwijl de westkant was afgesloten door Structuren 1, 2 en 3 van Patio A. Terras 1 Structuur 6 stond aan de zuidkant van Patio B. Het was een vierkant platform uit twee niveau’s dat een grondoppervlak van 14,50 x 23

12,50 m had. Een ruime trap van 9 m breed liep aan de noordelijke zijde en een tweede, kleinere aan de zuidoostelijke hoek. Bovenop stonden twee banken. De ene mat 11 x 5 m en de andere 10 x 3 m. Een heleboel gefragmenteerde beenderen, van 3 individuen in totaal, lagen er tussen huishoudelijke ceramiek. De structuur dateerde uit de Late en Terminale Klassieke Periode. Terras 1 Structuur 7 was een laag platform aan de oostkant van Patio B, 22,50 x 4 m groot en 64 cm hoog. Bovenop rustte een 1,50 m brede bank. Eén enkele trede van 9,50 m breed leidde naar de patio. Bovenaan werd Laat Preklassiek, Laatklassiek en Terminaalklassiek materiaal gerecupereerd. Het gebouw kwam als laatste tot stand, na Structuren 6 en 8. Terras 1 Structuur 8 aan de noordkant was een rechthoekig platform, 18 x 8,50 m groot met een 5 m brede trap ingewerkt aan de zuidkant. De structuur werd niet volledig opgegraven omdat de dichte beroeiing erop dat verhinderde. Patio C werd tegelijk met Patio B op Terras 1 aangelegd. Een enorme hoeveelheid steenpuin werd voor de uitbreiding gebruikt. Het binnenplein lag ten noordwesten van Patio A en ietsje lager. Patio C werd afgelijnd door 2 structuren, aan noord- en westkant, de westelijke zijnde de grootste. De vulling bedroeg 6 m. Daaronder bevond zich het vorige niveau van de talud-steunmuur van de noordwestelijke zijde van Patio A. Patio C telde twee bouwstadia. Het geheel had een administratieve functie die rechtstreeks verband hield met de gebouwen op Patio A. De Westelijke Structuur bevatte een 1,20 m brede kamer die via een 70 cm brede deuropening kon betreden worden. In de achterkamer stond een bank of troon, 2,40 x 2,95 m groot en 45 cm hoog. Het meeste gerecupereerde materiaal stamde uit Laaten Terminaalklassieke tijden, met enkele stukken uit de Postklassieke Periode. De Noordelijke Structuur was een laag platform, afgewerkt met een plaasterlaag en rood geschilderd. Patio D werd aan zijn noordkant begrensd door Terras 2 Structuur 1, een laag rechthoekig platform van 2 m hoog. De structuur rustte op de laatste patiovloer en lag bedolven onder Terminaalklassieke scherven en stenen artefacten (een maalsteen, obsidianen mes en twee vuurstenen messen). Een verzonken trap klom naar boven, op 10 m van de zuidoostelijke hoek, en was 50 cm breed. Gedurende de Late Klassieke Periode had het gebouw blijkbaar een administratieve functie. Dat veranderde in de Terminale Klassieke Periode, toen het werd gebruikt als woning. Terras 2 Structuur 2 stond aan de oostkant van Patio D. Het was een 9 m hoge piramide zonder superstructuur. De muren in talud waren afgewerkt

met een rood geschilderde plaasterlaag. De trap aan de voorkant sprong 1,30 m naar voren. Aan de voorkant kwam een cystegraf uit de Late Klassieke Periode aan het licht, graf 264. Terras 2 Structuur 3 sloot de westkant van de patio af. Hij was er niet naar gericht, maar maakte eerder deel uit van de Terminaalklassieke uitbreiding van Terras 2, toen er Patio G werd aangelegd. De structuur mat 7,80 m van oost naar west. Hij werd in één keer opgetrokken. Hij bestond uit 2 niveau’s en een noord-zuid gerichte trap aan de bovenkant. De toegangstrap van het platform liep aan de westkant, naar Patio G. Patio F bevond zich op een terras op dezelfde hoogte als Patio’s D en E. Dit binnenplein was afgesloten door 5 structuren aan west- en zuidkanten en door de steunmuren van Patio’s A en C aan de andere kanten. De structuren waren woningen bovenop lage platforms, met de belangrijkste aan de zuidkant. Een laag, lang platform ten westen ondersteunde Structuren 1 en 2. Er lag ceramiek uit de Late en Terminale Klassieke Periode. Patio F Structuur 1 was 19,30 x 4,80 m groot en bestond uit één kamer van 7,50 x 2 m. Binnen stond een bank. Patio F Structuur 2, ten zuiden van Structuur 1, besloeg een oppervlakte van 7,10 x 5,60 m. De enige kamer was 4,44 x 1,66 m groot. Patio F Structuur 3 rustte rechtstreeks op de patiovloer en lag daarom lager dan de vorige twee. Het gebouw, aan de zuidwestelijke zijde van Patio F, mat 6,30 x 5,30 m en had een 2,13 m brede trap die 66 cm uit de gevel stak. Het gros van de gerecupereerde ceramiek was Terminaalklassiek; enkele scherven waren Postklassiek. Patio F Structuur 4 begrensde de zuidkant van de patio. De Oostelijke Plaza strekte zich over een oppervlakte van 6.300 m2 uit, en was hierdoor de grootste open ceremoniële ruimte van de hele stad. Aan de oostkant stonden 2 gebouwen van gemiddelde hoogte. De zuidkant werd begrensd door de basis van de Acropolis, de westkant door Structuur 3 van de Westelijke Plaza en de noordkant door de Zuidelijke Structuur van de Noordoostelijke Plaza. Er bevonden zich 6 stèles en 3 altaren. In het zuidelijke gedeelte lagen stukken van stèles 6, 7, 8 en 9. Allemaal werden door FYDEP in de jaren 1970 weggehaald en zijn verloren gegaan. Stèle 6 was een glad monument. Het geheel kwam in twee stadia tot stand, het eerste stadium in de Late Klassieke Periode, het tweede in de Terminale Klassieke Periode. Enkele Preklassieke fragmenten werden er opgegraven. De nivellering van deze plaza vergde aanzienlijke inspanning vermits de rotslaag aan één kant vlak aan de oppervlakte lag maar 2 m diep aan de andere kant. 24

Stèle 4 werd in het noordelijke gedeelte van de Oostelijke Plaza aangetroffen. Het was het enige monument van de stad dat aan beide kanten gebeeldhouwd was. Er hoorden vermoedelijk altaren 3 en 4 bij. Vooraan prijkte een rijk geklede man met speer in de ene hand en klein schild in de andere. De speerpunt zag eruit als een slangenkop waaruit een vuursteenpunt stak; een gepersonifieerde vorm van vuursteen. Hij leek enorm op het exemplaar dat afgebeeld was op Naranjo’s stèle 8. Onder ’s mans voeten zaten 3 gevangenen. Een inscriptie boven zijn hoofd gaf een datum op, verondersteld 9.16.10.0.0. 1 Ajaw 3 Sip (17 maart 761), en de embleemglief van El Chal. Op de achterkant stonden twee volwassenen en een kind aan hun voeten bovenop een monsterkop in profiel. De opschriften vermeldden waarschijnlijk de namen van de volwassen mensen. Allemaal droegen rechthoekige hoofdtooien en hielden iets in hun handen dat echter niet meer kon gedetermineerd worden. De stijl van het beeldhouwwerk verschilde van de voorkant en ook de grondlijn liep niet door. Misschien werd het reliëf op de achterkant later ter plekke aangebracht en was daarom de grondlijn van de achterzijde hoger, omdat toen de pleinvloer een nieuwe plaasterlaag had gekregen die een stuk van de onderkant van de steen bedekte. Altaar 3 was gesculpteerd, maar raakte zo erg verweerd dat alleen twee zittende personen konden herkend worden. Altaar 4 toonde drie gezeten gevangenen. De middelste keek naar links, de anderen naar hem. Onderaan liep tekst, net zoals aan de zijkanten van het monument. Op stilistische basis werd het uit de tweede helft van de 8e eeuw gedateerd. Oostelijke Plaza Structuur 1 aan de oostkant was een platform uit 2 niveau’s van 7 m hoog, 20 m noord-zuid en 15 m oost-west. Aan de westkant liep een 2 m brede trap, 10 m lang. Het onderste niveau was het hoofdplatform. Het was uit goed gekapte kalksteenblokken gemaakt. Het bovenste niveau werd uit stenen van zeer slechte kwaliteit gebouwd, waardoor het slecht bewaard bleef. Helemaal bovenop stond een bank. Deze was 8 x 3 m groot, met een uitstekend stuk van 3 x 5 m. Het geheel was 25 cm hoog. Een groot aantal vuursteensplinters werden er verzameld. Al het materiaal was Laatklassiek. Stèle 5 aan de voorkant van Structuur 1 in de Oostelijke Plaza was bovenaan afgerond. Binnen een kader stond een man in profiel, kijkend naar links, met grote verenhoofdtooi en dierenkop versierd met extra veren aan de rug. De man leek met uitgestrekte armen een koninklijke staf vast te houden. Het gliefenpaneel gaf de inhuldigingsdatum op die ergens tussen 9.15.9.7.13 4 Ben 1 Pax (5 december 740) en 9.18.15.5.18 4 Etz’nab 1 Pax (19 november 805) viel (Kalenderronde 4 ? 1 Pax,

A1-B2), de naam van de vorst die het monument inwijdde (Schild Jaguar) en de embleemglief van El Chal. Oostelijke Plaza Structuur 2, tevens aan de oostkant, was een rechthoekig platform van 17 x 10 m. De trap naar de bovenkant was 1,20 m breed en 12 m lang. Bovenaan stond een bank van 12 x 3 m. Aan de voorkant lagen de gebroken resten van stèle 6 verspreid. Er werden relatief weinig scherven gerecupereerd. De enkele exemplaren dateerden uit de Terminale Klassieke Periode. Een klein potje met deksel, type Tinaja Rojo (A900) kwam uit cystegraf 264. De Westelijke Plaza besloeg een oppervlakte van 3.500 m2. De zuidelijke grens werd gevormd door de noorkant van de Acropolis. Aan de andere kanten stonden 4 structuren die hoger dan 5 m waren. De hoogste, aan de westkant, rees 13 m boven de pleinvloer uit. Drie 7,50 m brede secties van 3 treden tussen de noordelijke muur van Structuur 4 en de zuidwestelijke hoek van Structuur 1 gaven toegang tot de Noordwestelijke Plaza. Er werden 6 monumenten aangetroffen. Stèle 2 werd in het midden van de Plaza gevonden. Zijn voet stond nog op zijn oorspronkelijke plek, hoewel de rest was afgebroken en achterover getuimeld. Hij lijkt noch afbeelding noch tekst bevat te hebben. Er hoorde altaar 1 bij, een glad exemplaar. Stèle 3 stond oorspronkelijk aan de voet van Westelijke Plein Structuur 3. Er stond een man in profiel op binnen een kader met afgeronde hoeken. Van de inscriptie bleven slechts vage omtreklijnen over. Hij was vergezeld door het gladde altaar 2. Gedurende de Terminale Klassieke Periode woonden er mensen in schamele hutten. Westelijke Plaza Structuur 1 tegen de noordwestelijke hoek van de noordkant van de plaza was voorzien van een trap van 12 x 3 m groot. Het finale gebouw mat 27 x 20 m. De bank bovenop was 22 x 4 m groot. Het geheel kwam in 2 stadia tot stand. Het eerste stadium verscheen in de Late Klassieke Periode. Westelijke Plaza Structuur 2 stond ook aan deze kant. Het was een rechthoekig platform van 27 x 20 m groot, met een vooruitspringende trap van identieke afmetingen als van Westelijke Plaza Structuur 1. Het was het enige gebouw op dit plein zonder bank. Aan de voorkant kwamen Terminaalklassieke scherven aan het licht. Westelijke Plaza Structuur 3 aan de oostkant scheidde deze plaza van de Oostelijke Plaza. Het rechthoekige platform van 38 x 18 m had een brede trap aan de westkant en een bank van 25 x 6 m bovenop. In laatste fase was het geheel 4,45 m hoog. Eronder bevonden zich 2 substructuren. De eerste substructuur was 2,85 m hoog en de tweede 3,15 m. Voor alle vullingen was steenafval gebruikt, hoewel de oudste uit grotere stukken dan de latere 25

bestond. Vele artefacten werden gerecupereerd aan de zuidwestelijke hoek van de trap, waaronder stukken vuursteen, obsidiaan, metates en hopen huishoudelijke ceramiek. Westelijke Plaza Structuur 4 stond aan de westkant en was het hoogste gebouw van heel El Chal. Het platform mat 46 m noord-zuid en 30 m oost-west en telde 3 niveau’s. Aan de voet lagen fragmenten van stèle 1 en altaar 7. Bovenop rustte een lang gebouw gericht naar de plaza. De vloer lag 11,50 m boven pleinniveau. De muren waren 1,1 m dik; de ingang 2,50 m breed. Oorspronkelijk bestond de superstructuur uit één kamer, maar die werd later opgedeeld in 5 vertrekken, elk 2,90 x 0,50 m groot. Een kamer ten zuiden werd toen vermoedelijk neergehaald. Het geheel stond op een laag platform en kon bereikt worden vanaf de bovenste sectie van het basisplatform via 3 treden van 22 m breed. Plaasterfragmenten met sporen van pigment indiceerden dat de kamers ooit beschilderd waren. In de Terminale Klassieke Periode werden bijna alle ruimtes compleet verzegeld en in sommige gevallen vernield door een laag compacte witte aarde. De middelste kamer bleef vrij, wat echter tot zijn slechte bewaring leidde. Tegen de achtermuur van elke kamer stond een bank. Stèle 1 was in vele stukken gebroken. Hij was rechthoekig van vorm. Binnen een brede omranding stond een man met lange staf in de hand en enorme verenhoofdtooi afgebeeld. Een horizontaal tekstpaneel gaf een Kalenderrondedatum op. Alleen de coëfficiënten 10 en 13 konden nog gelezen worden. Het best bewaarde fragment werd naar het Museo Regional del Sureste de Peten gebracht; de rest bleef gewoon liggen. Van het midden werd tijdens de opgravingsseizoenen van 2004 en 2005 niets teruggevonden. Altaar 7 was glad, mat 1,50 m in diameter en was 50 cm hoog. Aan de noordkant van de Westelijke Plaza lag het balspelterrein. Het was noord-zuid gericht en 18 x 4,80 m groot. Beide structuren aan elke kant van het speelveld waren voorzien van een bank. Er lagen gesculpteerde blokken op die ooit het geheel opfleurden; ze bevatten geometrische motieven en resten van godenmaskers. Het balspelterrein werd in de Late Klassieke Periode aangelegd. De Noordoostelijke Plaza besloeg een oppervlakte van 850 m2. Hij lag ten noorden van de Oostelijke Plaza. Hij kwam in de Late Klassieke Periode tot stand. Vier structuren van ongeveer dezelfde grootte en vorm bakenden de kanten af. Toegang gebeurde via de noordoostelijke hoek. Het hoogste gebouw telde 5 m. Alle structuren waren getrapte, rechthoekige platforms uit goed gekapte kalksteenblokken. Sommige blokken van Noordoostelijke Plaza Structuur 2 waren versierd

met een dubbel trapezevormig motief; sommige met een dunne crèmekleurige plaasterlaag. De achterkant zag eruit als een afgeknotte piramide. De trap en het bovenste gedeelte werden opzettelijk vernield in de oudheid, waardoor alleen de onderste steenrijen overbleven. De zuidoostelijke portie bleef het beste bewaard: een muur in talud van 1,50 m hoog. Structuur 2 lijkt gericht geweest te zijn naar de Noordoostelijke Plaza. De bovenkant telde 5 plaasterlagen. Onder de tweede laag was een cyste gemaakt (graf 67); de plek was aangeduid door een rood geschilderde cirkel. Er stond ooit een kleine superstructuur met doorgangen gericht naar oosten en westen. De muren waren 1,35 m dik. Zowel aan de oostkant van het platform als daar waar Structuur 2 aansloot op Structuur 4 werden scherven opgegraven. Graf 67 bevatte het skelet van een volwassene. De persoon lag op de rug, met het hoofd naar het noorden. Men plaatste een schaal onder zijn hoofd en op zijn knieën. Een van de schalen was beschilderd met vier zittende mensen die handschoenen van jaguarpoten droegen. Hun gezichten waren ongewoon weergegeven. In het midden stond een danser. Aan de hand van de schalen kon het graf gedateerd worden: Laatklassiek. De Noordwestelijke Plaza nam 3.600 m2 in beslag. Hij kwam in 3 stadia tot stand, allemaal tijdens de Late Klassieke Periode. Geen enkel monument werd er aangetroffen. Hoewel de plaza een bevoorrechte ligging genoot in het midden van de stad, stonden er weinig gebouwen: twee structuren in totaal waarvan de grootste een piramide aan de westkant was. Noordwestelijke Plaza Structuur 1 had een rechthoekig grondvlak van 44 x 25 m en was 2,5 m hoog. Het onderste niveau van het platform had een muur in talud. Een 15 m brede trap stak 2 m vooruit. Hij werd tijdens de eerste bouwfase van de plaza aangelegd. De kleine stenen die ervoor gebruikt waren stonden in schril contrast met de grote, goedgekapte blokken van de hoofdstructuur. Gerecupereerde scherven behoorden vooral tot Laat- en Terminaalklassieke utilitaire potten, terwijl enkele fragmenten getuigden van Postklassieke bezetting. Noordwestelijke Plaza Structuur 2 was een 5,50 m hoge piramide aan de westkant van het plein. De basis telde 30 x 24 m. Hij was slecht gebouwd, uit kleine, onregelmatige blokken van gemiddeld 10 cm aan elke kant, en raakte erg gehavend doordat de zijkanten instortten. Ook een tunnel van plunderaars bewerkten zijn verval. Het enige wat nog kon vastgesteld worden waren inspringende hoeken aan de noordelijke en zuidelijke zijde. Alle oppervlaktemateriaal stamde uit de Terminale Klassieke Periode. Onder de artefacten bevonden 26

zich een ceramieken wierookbrander en gebroken obsidianen prismavormige lemetten. Groep 13 en Groep 15 waren net buiten de beschermde archeologische zone gelocaliseerd. Groep 15 lag vlak ten noorden van Groep 13. Sommige gebouwen maakten van beiden deel uit. Uit de aangetroffen ceramiek blijkt dat er mensen woonden vanaf de Late Preklassieke tot en met Postklassieke Periode, met een hoogtepunt (althans volgens het aantal scherven) in de Terminale Klassieke Periode. Groep 15 Structuur 2 was een rechthoekig platform met vooruitspringende trap, 18 x 7,20 m groot; de trap 9 x 1,20 m. Enkele huishoudelijke stukken vaatwerk werden er gerecupereerd. Aan de noordwestelijke hoek van Groep 15 Structuur 5 bevond zich een stort waar hopen Terminaalklassieke scherven en een paar uit de Postklassieke Periode in lagen. Groep 18 was een woongroep ten noordoosten van de stadskern. Vier lage structuren rustten op een basisplatform, de meesten opeengepakt aan de oostkant. De plaza besloeg een oppervlakte van 300 m2. Hij telde twee constructiefazen, de oudste Laatpreklassiek van datum en de tweede Laatklassiek. In het midden, onder de oudste vloer, lag graf 68. Het stamde uit de Late Preklassieke Periode. Het skelet bevond zich in zeer slechte staat, hoewel nog kon uitgemaakt worden dat het lichaam er op de rug was neergelegd met het hoofd naar het noorden. Bovenop kwam een laag kleine stukjes kalksteen vermengd met bruine aarde. Een stuk van de bovenkaak toonde aan dat dit een kind tussen de 5 à 10 jaar oud was. Vier potten werden als offer toegevoegd: twee schalen, een aarden kom en een ceramieken kom. Groep 18 Structuur 1 stond aan de noordkant. Bij de aanleg van een moderne straat sneuvelde het gros ervan, waardoor alleen de zuidelijke muur overbleef. De intitiële versie van Groep 18 Structuur 2 aan de oostkant werd begraven onder een rechthoekig platform met bank op. Een kleine pyrieten schijf lag vlak aan de voorgevel. Op het platform slingerden prismavormige lemetten uit obsidiaan rond, samen met de scherven van een dunne aarden kom. Vooraan was graf 69 aangelegd. Deze tombe was Laatklassiek. Ook deze persoon lag uitgestrekt op de rug met het hoofd naar het noorden. De grafgift bevatte onder andere een schaal op drie pootjes, een polychrome vaas en een vuurstenen pijlpunt. Groep 18 Structuur 3 was een rechtoekig platform aan de zuidkant van de plaza. De kern bevatte grote stenen die hoogst waarschijnlijk van een vroegere versie afkomstig waren. Groep 18 Structuur 4 nam de westkant van de plaza in. Groep 21 bevond zich ten noorden van het reservoir. De opstelling was moeilijk te onderscheiden door de ravage die was aangericht bij de

aanleg van een straat, hoewel twee lage constructies overbleven. Er stonden de enige monumenten buiten het ceremoniële centrum van El Chal, Stèle 10 en altaar 6. De stèle was bewerkt met een figuur binnen brede omkadering. Van de gliefenpanelen bleef niets leesbaars over. De steen werd naar hier verhuisd van zijn oorspronkelijke locatie die vermoedelijk vlakbij gelegen was. Hetzelfde gebeurde met het bijhorende, gladde altaar 6. Vele kleinere woongroepen, waaronder Groepen 7 tot 12, waren samengesteld uit zeer kleine structuren met platforms die niet boven de 1 m reikten. Groepen 4 tot 6, 13 tot 17, 20 tot 24, 26 en 52 stamden uit de Late en Terminale Klassieke Periode. Groep 23 leverde Laatpreklassieke scherven op. Sector Municipal en E-Groep Municipal is het gebied ten noorden van de snelweg van Flores naar Dolores. Achttien residentiële groepen werden er in kaart gebracht. Ze lagen allemaal verspreid rond een E-Groep, op 2 km van de stadskern. Deze E-Groep bestond uit een piramide aan de westkant en lange structuur aan de oostkant waarop een extra platform en twee kleinere structuren aan noord- en zuidkant op rustten. Het oostelijke platform was uit kalksteenblokken opgetrokken. Aan de achterkant liep een trap die 6 m uitsprong en 9 m hoog reikte. In tegenstelling tot de laterale structuren die er gewoonlijk op stonden, was hier alleen sprake van een centraal platform. Dat was 8 m hoog. Het complex kwam in de Late Preklassieke Periode tot stand. In de Vroege Klassieke Periode liep de bevolking errond sterk terug, maar in de Late Klassieke Periode werd het complex uitgebreid door toevoeging van de twee structuren op het oostelijke platform. Op dit ogenlbik was de meeste activiteit van El Chal verhuisd naar het gebied rond de Acropolis, waardoor het ooit centraal gelegen complex aan de periferie van de stad raakte. Sector Arrepentimiento, tussen de snelweg van El Chal naar Santa Elena, bevatte 40 clusters structuren geconcentreerd op kalksteenheuvels en opvallend minder in de lager gelegen gebieden. De nederzetting strekte zich noordwaarts uit, tot aan de (nu uitgedroogde rivierbedding van) Rio El Chal. Vele groepen werden vreselijk geplunderd en de meeste liggen nog steeds verborgen onder dicht struikgewas. De gebouwen in open terrein werden gespaard van diefstal, maar vielen ten prooi aan ontmanteling voor de recuperatie van stenen voor nieuwe constructies. De platforms stonden opgesteld rond patio’s en waren tussen de 10 en 40 cm hoog. Uitsluitend in de Noordelijke Aardhoop van Groep 1 en de Zuidelijke Aardhoop van Groep 2 reikten ze hoger dan 1 m. Allemaal dateerden uit de Late Klassieke Periode. 27

Sector Panorama, bevond zich op ongeveer 3 km van het stadscentrum, op bijna dezelfde hoogte ervan (gemiddeld 270 m boven zeeniveau). De meeste ceramiek, het gros huishoudelijk van aard, was Laatklassiek (62%); zo’n 38% van de scherven was Terminaalklassiek. De complexen kwamen allemaal in de Late Klassieke Periode tot stand. Het land wordt tegenwoordig voor het grazen van vee gebruikt. Er groeien weinig bomen maar wel veel Corozopalmen waarvan de vruchten locaal gebruikt worden om olie van te maken. Het noordelijke gedeelte van de sector telde een aantal heuvels met residentiële groepen op, terwijl het zuidelijke terrein naar beneden liep, naar onbewoonde seizoensgebonden moerassen. Er stonden 53 architecturale groepen en er liep een weg. Die weg vertrok vanuit de plaza van Groep 16 en was noordzuid gericht. Het geregistreerde stuk was 70 m lang, 9 m breed en afgeboord door schuine vlakken van

20 cm hoog. De oorspronkelijke lengte van de straat kon niet meer achterhaald worden. In Groep 19 trof men grote hoeveelheden vuursteenafval aan, wat leidde tot de veronderstelling dat hier een atelier gevestigd was waar men kernen produceerde. De cluster was Terminaalklassiek. Op 40 m ten oosten kwamen stèle 12 en altaar 9 aan het licht, de enige die in Panorama werden ontdekt. De stèle was een glad kalkstenen monument, 2 m hoog, 80 cm breed en 30 cm dik. Het altaar was tevens glad. Het was rond van vorm, telde 60 cm in diameter en was 45 cm dik.

BRONNEN: Chocón, Jorge E. (2008). “Excavaciones en la Plaza Noroeste de El Chal, Dolores, Petén.” (PDF online publication). Reporte 22, Atlas Arqueológico de Guatemala. Dirección General del Patrimonio Cultural y Natural, Ministerio de Cultura y Deportes, Guatemala. pp. 400–412. Retrieved 2010-10-31. Corzo, Lilian A.; Reyes, Mara A. and Juan Pedro Laporte (2005). “Excavaciones en El Chal, Dolores: Ascenso hacia la Acrópolis y el Patio D.” (PDF online publication). Reporte 19, Atlas Arqueológico de Guatemala. Instituto de Antropología e Historia, Guatemala. pp. 71–106. Retrieved 2010-10-31. Laporte, Juan Pedro (2005). “Terminal Classic Settlement and Polity in the Mopan Valley, Petén, Guatemala”. In Arthur A. Demarest, Prudence M. Rice and Don S. Rice (eds.). The Terminal Classic in the Maya lowlands: Collapse, transition, and transformation. Boulder: University Press of Colorado. pp. 195–230. ISBN 0-87081-822-8. OCLC 61719499. Morales, Paulino I. (1993). “Reconocimiento en El Chal, Dolores.” (PDF online publication). Reporte 7, Atlas Arqueológico de Guatemala. Instituto de Antropología e Historia, Guatemala. pp. 14–35. Retrieved 2010-10-31. Morales, Paulino I. (1995). “Patrón de asentamiento de El Chal, Petén: Resultados preliminares.” (PDF online publication). VIII Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 1994 (edited by J.P. Laporte and H. Escobedo). Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala. pp. 493–508. Retrieved 2010-10-30. Morales, Paulino I.; Manuel Colón; Héctor Mejía; Benito Burgos; Leonel Paiz; Carmen E. Ramos and Juan A. Alonzo (1994). “Resultados preliminares de las excavaciones realizadas en El Chal, Petén.” (PDF online publication). Reporte 8, Atlas Arqueológico de Guatemala. Instituto de Antropología e Historia, Guatemala. pp. 366–393. Retrieved 2010-10-31. Quezada, Heidy; Jorge E. Chocón; Mario Vásquez and Juan Pedro Laporte (1998). “Nuevas exploraciones en El Chal, municipios de Dolores y Santa Ana.” (PDF online publication). Reporte 12, Atlas Arqueológico de Guatemala. Dirección General de Patrimonio Cultural y Natural, Guatemala. pp. 1–53. Retrieved 2010-10-31. Reyes, Mara A. (2008). “La Acrópolis de El Chal, Petén: Excavaciones en los Patios A y B.” (PDF online publication). Reporte 22, Atlas Arqueológico de Guatemala. Dirección General del Patrimonio Cultural y Natural, Ministerio de Cultura y Deportes, Guatemala. pp. 244–347. Retrieved 2010-10-31. Reyes, Mara A.; and Juan Pedro Laporte (2005a). “Exploración en El Chal, Dolores: estructuras en las plazas este y oeste, y en dos grupos menores.” (PDF online publication). Reporte 19, Atlas Arqueológico de Guatemala. Instituto de Antropología e Historia, Guatemala. pp. 42–70. Retrieved 2010-10-31. Reyes, Mara A.; and Juan Pedro Laporte (2005b). “Excavaciones en El Chal, Dolores: La Estructura 4 de la Plaza Oeste.” (PDF online publication). Reporte 19, Atlas Arqueológico de Guatemala. Instituto de Antropología e Historia, Guatemala. pp. 107–123. Retrieved 2010-10-31. Seibert, J. (2006). “The Form, Style, and Function of Structure 12A, Minanha, Belize”. In Robertson, Elizabeth C. (ed.). Space and spatial analysis in archaeology. Calgary, Canada: University of Calgary Press in conjunction with University of New Mexico Press. pp. 107–114. ISBN 978-0-8263-4022-1. OCLC 60416224. Suasnávar, José S. (1998). “Investigaciones arqueológicas de la historia reciente de El Chal, Dolores, Petén.” (PDF online publication). XI Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 1997 (edited by J.P. Laporte and H. Escobedo). Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala. pp. 354–361. Retrieved 2010-10-30. Valle, Gendry (2008). “Excavaciones en los Patios C y F de la Acrópolis de El Chal, Petén.” (PDF online publication). Reporte 22, Atlas Arqueológico de Guatemala. Dirección General del Patrimonio Cultural y Natural, Ministerio de Cultura y Deportes, Guatemala. pp. 348–399. Retrieved 2010-10-31. DOCUMENT AFGESLOTEN OP 2/2013

28

Lihat lebih banyak...

Comentarios

Copyright © 2017 DATOSPDF Inc.