Aristoteles en de tragedie

July 18, 2017 | Autor: Marlies Bruynseels | Categoría: Ancient Greek Tragedies, Aristoteles
Share Embed


Descripción

Waarom genieten we van muziek volgens Aristoteles ?

Alvorens ik mijn onderzoeksvraag naar behoren kan beantwoorden, is het belangrijk te weten dat Aristoteles een leerling - later overigens ook collega - van Plato was.
Dit heeft natuurlijk een grote invloed gehad op het denken en filosoferen van Aristoteles.
Het is wel zo dat, hoewel Plato Aristoteles' grote leermeester was, Aristoteles altijd een onderzoekende houding aannam. Hij was niet te beroerd de leer van zijn meester tegen te spreken, aan te vullen en te verbeteren. Dit is dus ook het geval bij het debat over poëzie.

Plato was van mening dat poëzie, muziek, een deel was van het menselijk bestaan en dus niet los te koppelen is van menselijke gedragingen.
Tragedies, heldendichten, komedies, dithyrambische poëzie en vaak ook fluit- en lier-poëzie waren volgens Plato nabootsingen van verschillende menselijke handelingen. Hij zag muziek als mimèsis, de nabootsing van de werkelijkheid.

Het feit dat men ervan uitgaat dat poëzie (en haast alle andere vormen van kunst) de werkelijkheid nabootst zorgt meteen voor argwaan langs Plato's kant.
Volgens Plato heeft poëzie vaak een laag werkelijkheidsgehalte omdat ze 'uitbeelding van uitbeelding' zou zijn en moeten we er daarom uiterst voorzichtig mee omgaan. Plato vreesde er namelijk voor dat er via misleiding in een stuk (neem nu bijvoorbeeld een tragedie) zou worden ingewerkt op de ziel van de toeschouwers en deze op die manier in verwarring zou worden gebracht.
Toch is Plato's houding tegenover poëzie niet geheel negatief, want ook hij beseft dat er een plezierig aspect aan poëzie zit. Zijn houding ten opzichte van dit onderwerp is vooral het gevolg van zijn vrees dat poëzie de ontwikkeling van zijn ideale staat zou kunnen beperken (hij kan namelijk geen burgers met verwarde zielen gebruiken).

Nu we dit weten kunnen we de vraag beantwoorden waarom we volgens Aristoteles genieten van muziek. Het eerste deel van zijn antwoord ligt in het verlengde van de filosofie van Plato. Aristoteles gaat er namelijk mee akkoord dat poëzie een vorm van mimèsis is.
Het is natuurlijk gemakkelijker om visuele kunsten als vormen van uitbeelding te bekijken dan auditieve kunsten, maar Aristoteles stelt dat de drie belangrijkste kenmerken van visuele kunsten - namelijk het middel, het object en de wijze van uitbeelding - ook aanwezig zijn in de auditieve kunsten, en we dus ook hier kunnen spreken van mimèsis.
Al vanaf onze kindertijd, imiteren we elkaar van nature bijzonder veel. Door elkaar te imiteren leren we veel nieuwe dingen bij (en zoals we allemaal weten leren mensen graag bij). Dit heeft als gevolg dat mensen van de confrontatie met uitbeeldingen genieten.
Hij stelt zelfs dat we meer zouden genieten van de uitbeelding van iets, dan van de werkelijkheid.

De tweede reden dat we muziek als aangenaam ervaren is het gevolg van het ritme en de harmonische klanken.
Mensen hebben een natuurlijke aanleg voor het waarderen van ritme en harmonie in dingen, omdat deze een geordende rangschikking hebben (net zoals dit het geval is voor symmetrie en de juiste proporties in visuele kunst).

Het is vrij snel duidelijk dat, hoewel Aristoteles een deel van Plato's opvattingen over poëzie overneemt (namelijk dat het de nabootsing van de werkelijkheid is), hij veel positiever tegenover poëzie staat dan Plato ooit heeft gedaan.

Door sommigen wordt zelfs verondersteld dat Aristoteles 'Poëtica' schreef als apologie voor de poëzie en als verantwoording naar Plato toe.
Hierin verdedigt hij het belang van poëzie en zelfs de onmisbaarheid ervan. Volgens Aristoteles kan muziek namelijk gebruikt worden voor opvoedkundige doeleinden. In zijn boek 'Politica' stelt hij zelfs dat muziek thuis hoort bij de vier belangrijkste modules van het onderwijs (naast lezen en schrijven, sport en tekenen).
Daar heeft hij verschillende redenen voor. Hij gelooft dat muziek ons moraal kan bijbrengen, voor onspanning zorgt en helpt ons verstand te ontwikkelen.


Aristoteles' opvattingen over schoonheid in zowel auditieve als visuele kunsten hebben veel te maken met de volgorde en juiste verhoudingen van verschillende delen (bij de tragedie hecht hij dan ook erg veel belang aan de juiste opvolging en lengte van de verschillende elementen). De schoonheid van kunst ligt dus in de relatie tussen verschillende elementen.

Dit wordt verduidelijkt in het citaat:

'Schoonheid bestaat in de orde en de omvang tesamen. Een mooi dier kan dus ook niet miniscuul klein zijn, omdat onze ogen zich niet meer kunnen richten en wazig worden bij feitelijk onwaarneembare tijd, maar ook niet gigantisch groot, omdat het in dit geval onmogelijk is alles in één blik te overzien, en de eenheid en het geheel onzichtbaar blijven, zoals bij een dier van 10 000 stadiën.'
Over de Poëzie, 1451a.

Aristoteles beweert dat het goede en het mooie terug te vinden is in kennis en de beweging van dingen. Volgens Aristoteles is de schoonheid die we vinden in de natuur superieur aan de kunst die gemaakt wordt door de mens. Niet onbelangrijk is het feit dat we veel symmetrische vormen terugvinden in de natuur (met als gevolg dat Aristoteles veel belang hecht aan symmetrie in de kunst).
Ook stelt Aristoteles dat schoonheid ligt in het passende en dat we de geperfectioneerde vorm van het passende ook weer terugvinden in de natuur. Schoonheid kan dus verkregen worden door het imiteren van de natuur. Hiermee bedoelt Aristoteles niet dat we de natuur klakkeloos moeten kopiëren, maar het karakter ervan op een juiste manier moeten weergeven, en dat is exact wat muziek doet.

De kracht van muziek ligt dus in het feit dat ritme verschillende emoties, handelingen en karakters imiteert en zo een enorme lading aan gevoelens teweeg kan brengen bij de toeschouwers, luisteraars.

Op dit gegeven wordt sterk ingespeeld bij de tragedie, de poëzievorm waar Aristoteles in 'Poëtica' ruim het meeste aandacht aan heeft besteed.
Aristoteles besteedt het meeste tijd aan het bespreken van de tragedie omdat deze volgens hem mensen uitbeelden die waardiger zijn dan werkelijke mensen. De komedie daarentegen vindt hij ondergeschikt, deze beeldt namelijk personen uit die lager zijn dan werkelijke mensen. Het zou kunnen dat er daarom zo weinig teksten over de komedie zijn teruggevonden. Een andere mogelijkheid is dat alle teksten gewoon verloren gegaan zijn (want in latere geschriften verwijst Aristoteles wel terug naar zijn teksten over de komedie).

Aristoteles' definitie van de tragedie luidt:

'De tragedie is een verbeelding van een handeling, een belangrijke en ernstige handeling, die afgerond is en een zekere omvang heeft; de woorden van een tragedie zijn aangenaam gemaakt, met alle middelen, eventueel afzonderlijk, in de verschillende delen van de tragedie; ze beeldt mensen uit die iets ondernemen en uitvoeren, maar niet als een vertelling, en door medeleven en vrees bewerkstelligt ze de zuivering van dit soort ervaringen.'
Over de Poëzie, 1449b, 24-28

Aristoteles deelt de tragedie op in zes verschillende elementen: Het verhaal, de karakters, de logica, de taal, de zang en tenslotte de visuele enscenering. (Gerangschikt in de volgorde van hun belang volgens Aristoteles, waarbij het verhaal het belangrijkste is, en de visuele enscenering de minst grote rol speelt in de tragedie.)

Het verhaal is dus de kern en het doel van de tragedie. De belangrijkste middelen die de tragedie gebruikt om op de gevoelens van het publiek in te spelen zijn 'de ommekeer' en 'de herkenning'. Als we Aristoteles moeten geloven is het zo dat het publiek pas zelf een catharsis, zuivering ondergaat, als men ze zelf verschillende emoties als angst en medelijden laat voelen.

We kunnen concluderen dat Aristoteles vond dat muziek omwille van verscheidene redenen gebruikt kan worden en twee hiervan, zoals hierboven besproken, opvoeding en catharsis zijn.

Ik kan mezelf wel vinden in enkele apsecten van Aristoteles' opvatting over schoonheid. De menselijke voorliefde voor symmetrie is onontkenbaar, en ook ritme en harmonie zijn dingen waar mensen universeel van kunnen genieten.
Maar denk ik dat we hier niet te veel belang aan mogen hechten. Hierbij verwijs ik even naar 'de Mens van Vitrivius' waarin Leonardo Da Vinci de wiskundige afmetingen voor de ideale mens omschrijft. Ik ben ervan overtuigd dat niet alles in evenwicht moet zijn, of een uitbeelding van iets, om mooi te kunnen zijn.
Daarbij denk ik dat Aristoteles te weinig ruimte open laat voor dingen die niet voorkomen in de natuur. Abstracte kunst komt natuurlijk pas veel later, maar Aristoteles' opvattingen over schoonheid maken het haast onmogelijk voor abstracte kunstenaars om aan zijn eisen over schoonheid te voldoen.

Ook vind ik dat erg kleine, of juist grote dingen, zeker en vast mooi kunnen zijn. Ik ga dus totaal niet akkoord met zijn stelling dat objecten een bepaalde afmeting moeten hebben om mooi te kunnen worden gevonden.
Het lijkt mij erg beperkt om pas iets als 'mooi' te beschouwen nadat je het in zijn geheel gezien hebt. Zo vind ik dat ik perfect kan zeggen dat ik de zee mooi vind, ook al heb ik deze nog nooit in zijn geheel gezien, maar slechts in kleine delen.

Mijn conclusie is dat Aristoteles zeker gedeeltelijk heeft bevat wat schoonheid is, en bovendien heeft gesteld dat schoonheid subjectief is, maar toch weinig ruimte heeft gelaten voor enige creativieit.

Door deze beperkende houding is het zeer moeilijk om nu nog gelijkenissen te vinden met hedendaagse opvattingen over kunst. Als we hedendaagse kunst bekijken is het vaak zeer moeilijk om nog werken te vinden die voldoen aan de eisen van Aristoteles.

We zouden zelfs kunnen stellen dat hedendaagse kunst regelmatig haaks tegenover kunst volgens Aristoteles staat. Zo is een werk volgens Jan Hoet kunst vanaf dat het iets toevoegd aan wat we over kunst weten. Wel moeten we er dan rekening mee houden dat mensen die niets van kunst weten alles als kunst zullen bestempelen.
Volgens Jan Hoet is de belangrijkste vraag die we ons bij een werk moeten stellen 'Zegt dit werk iets over de functie van kunst?'
Men doet dus haast geen poging meer te definiëren waaraan kunst moet voldoen om als geslaagd beschouwd te worden, wat ervoor zorgt dat we op haast eindeloos veel manieren kunstwerken kunnen maken.

De 'hedendaagse' kunstvorm die volgens mij nog wel het meeste in Aristoteles' plaatje past is Land Art zoals de werken van Andy Goldsworthy en Dennis Oppenheim.


Bibliografie:

BARNES, J., Aristoteles, Lemniscaat, Rotterdam, 2000.

SCHOMAKERS, B., Aristoteles Over poëzie, Damon, Leende, 2000.

STRATHERN, P., Aristoteles in 90 minuten, Uitgeverij Holland, Haarlem, 2011.

SÖRBOM, G., Aristotle on Music as Representation, The journal of Aesthetics and Art Critisism, Winter 1994, p. 37-46

MARSCHAL, J.S., Art en Aesthetic in Aristotle, The journal of Aesthetics and Art Critisism, Winter 1953, p. 228-231

O'SULLIVAN, N., Aristotle on dramatic probability, Classic Journal, october/november 1995, Vol. 91, p49-63

AUTEUR ONBEKEND, Aristotle Politics Book VIII, Sparknotes, 2013, (http://www.sparknotes.com/philosophy/politics/section12.rhtml)

AUTEUR ONBEKEND, Aristotle, Sparknotes, 2013, (http://www.sparknotes.com/philosophy/aristotle/section11.rhtml)


CACIOPPE, J. What are the differences between Plato and Aristotle when discussing Beauty?, Cacioppe, 2001, (http://cacioppe.com/writings/plato-artistotle-beauty-01)

DVDA, De 7 hoofdzonden volgens Jan Hoet, Humo, 2014-02-27, (http://www.humo.be/actua/276832/de-7-hoofdzonden-volgens-jan-hoet)

VAN DER VAART, M., Muziek als imitatie, Muziekdidactiek, datum onbekend,
(http://www.muziekdidactiek.nl/tiki-index.php?page=Muziek+als+imitatie)


VAN DER VAART, M., Muziek in navolging van Plato, Muziekdidactiek, datum onbekend
(http://www.muziekdidactiek.nl/tiki-index.php?page=Muziek+-+in+navolging+van+Plato)








Lihat lebih banyak...

Comentarios

Copyright © 2017 DATOSPDF Inc.